De Zweedse historicus Erik Petersson gaat op reis langs vroege monarchieën en stelt dat deze uiteindelijk de basis vormden van onze huidige democratische samenleving.
De monarchie als systeem is ooit ontstaan binnen vorstendommen van minimaal 5000 jaar oud in voor-Azië, Japan, China en Korea. In Europa werden de monarchieën pas in de zestiende eeuw erfelijk door het streven van de koningen hun macht en geweldsmonopolie te vergroten. De veiligste manier om dat te bereiken was om de macht binnen de familie te houden.
In een poging om deze machtsgreep te legitimeren sleepten ze God erbij en beweerden dat híj diegene was die hen de macht had gegeven. Daar durfde de godvrezende middeleeuwer uiteraard weinig tegen in te brengen.
Overigens betekende dit juist op lange termijn de ondergang van diverse monarchieën, omdat vorsten in een evoluerende samenleving de ontwikkelde en kritisch denkende burgers steeds meer afwezen.
Petersson maakt het grote geheel begrijpelijk tot in de kleinste details en ontrafelt de ontstaansgeschiedenis van macht en vorsten, zoals onder meer: Karel de Grote, Augustus, Julius Caesar, Karel V, Lodewijk XIV, Napoleon en tsaar Nicholas I.
Wat is macht en wat betekent het om autoritair te zijn? Peterson pelt voor de antwoorden laag na laag om de oudste bronnen te bereiken. Hij is erin geslaagd om logische verbanden te trekken in dit toegankelijke, maar enigszins Scandinavisch-gecentreerde boek.
BOEKINFORMATIE Alfabet
- Vertaling: Marit Kramer, Lucy Pijttersen
- Paperback – ISBN 9789021340616 – €29,99
- eBoek – ISBN 9789021340623 – €14,99